Het is de laatste dag van Poëzieweek. Bij de meeste mensen verdwijnt de poëzie wellicht weer voor een jaartje in de kast. Toch wil ik de gelegenheid nog even aangrijpen om te pleiten voor méér poëzie. Ik schreef op mijn blog al geregeld over gedichten voor kinderen, maar de poëzie voor volwassenen verwaarloosde ik schromelijk. Dat moet anders!
Als ik mijn oor te luisteren leg bij noeste lezers, blijkt immers dat ‘lezen’ maar zeer zelden gelijk staat met ‘poëzie lezen’. Hoe komt het toch dat zo weinig mensen zich wagen aan gedichten (een beetje gelegenheidspoëzie niet te na gesproken)? ‘Te moeilijk’, hoor ik soms. ‘Poëzie is zo lastig te begrijpen.’ Wat als we die hele kwestie ‘begrijpen’ nu eens laten varen?
Aanvoelen en vermoeden
In een zeer fijn en toegankelijk stuk vergelijkt de Nederlandse dichteres Ellen Deckwitz gedichten lezen met luistervinken onder de keukentafel. ‘Ga ermee akkoord dat je niet meteen alles begrijpt, maar dat er wel degelijk iets wordt gezegd, dat zich op geen andere manier laat uitdrukken dan deze’, schrijft ze.
Ik ben het met haar eens. Meer zelfs: ik ben ervan overtuigd dat wie een gedicht leest met als voornaamste drijfveer het te willen begrijpen, net naast dat begrip zal grijpen en tegelijkertijd ook de vele geneugten van het gedicht zal missen. En dat is zonde.
Poëzie lees je niet met de wil om te begrijpen. Poëzie lees je met je buik. Met honger naar taal en muziek.
Poëzie lezen heeft meer met aanvoelen te maken dan met begrijpen. Een gedicht moet ‘wankelen op de rand van je begrip’, heeft Maria Barnas – alweer een Nederlandse dichteres – ooit bijzonder mooi gezegd in een interview.
Poëzie lezen is overvallen worden door taal. Je laten meevoeren door ritme, klank en beelden zonder die dingen te willen analyseren. Poëzie lezen is genieten van glimpen van betekenis in een kluwen van geheimvolle zinnen. Poëzie lezen is vermoeden, is haperen, is tasten en proeven. Poëzie lezen is hérlezen.
Poëzie lees je niet met de wil om te begrijpen. Poëzie lees je met je buik. Met honger naar taal en muziek.
Veelheid aan betekenissen
Is poëzie dan zonder betekenis? Nee, uiteraard niet! De beste gedichten dragen, wat mij betreft, net een veelheid aan betekenissen in zich. Maar die betekenis vat je doorgaans niet door er direct naar te zoeken. Wie de wil om te begrijpen laat varen en zich overgeeft aan een gedicht, zal volgens mij uiteindelijk toch bij een vorm van begrip uitkomen.
Allemaal mooi gezegd, maar ik heb zo’n vermoeden dat jullie nog niet meteen naar de boekhandel of bieb gaan hollen :-) Een bundeltip dan maar!
Idyllen (die niet zo idyllisch zijn)
Wie vindt dat poëzie maar al te vaak halfzacht gewauwel is dat tot stand komt in ivoren torens, raad ik Idyllen van Ilja Leonard Pfeijffer aan. De bundel won nog maar net de VSB-poëzieprijs en mag ook de Jan Campert-prijs en de Awater Poëzieprijs op zijn naam schrijven. Maar die prijzen doen er niet toe. Wat telt, zijn de gedichten.
‘Nieuwe poëzie’ kreeg de bundel als ondertitel. Pfeijffer schreef met zijn Idyllen – die allesbehalve idyllisch zijn – vooral poëzie die midden in het leven staat. Vijftig lange gedichten, met een strak ritme en gepaard rijm, vormen eigenlijk één groot gedicht, waarin de dichter door ‘onze tijd’ vaart. Oorlog, vluchtelingen, stervende bijen, stijgend water, de maskerade op sociale media, misbruik, maar ook liefde en de poëzie zelf: Pfeijffer geeft het allemaal een plaats in deze breedvoerige bundel. Dat dit geen vrolijk leesvoer is, mag duidelijk zijn. Maar van een bijtende schoonheid, dat wel. En humor komt er gelukkig ook af en toe aan te pas.
De stijl is behoorlijk helder, maar tegelijkertijd barok en beeldenrijk. Het strakke ritme dwingt je vooruit. Ook al lijken de gedichten op het eerste gezicht prozaïsch, je hebt wel degelijk met poëzie te maken, waarbij het soms heerlijk haperen is. En hoe ‘begrijpelijk’ deze gedichten soms ook zijn, vele zinnen zinderen pas echt als je ze leest met je buik :-)
We hebben alle honingraten leeggesnoept,
met dikke afgelikte vingers. Iemand roept
dat winter komt, maar nimfen likken in de oren
met geile tongetjes van alles als tevoren
tot ver nadat de angsprofeet is uitgesproken
en alle vlinders van het eiland onderdoken.
Want winter komt. De kakkerlakken zijn nerveus.
De oude hond begint te blaffen uit zijn neus.
De kat verroert zicht niet. De ratten kweken vacht.
Men hoort het kraken van de bossen in de nacht.
Idyllen: nieuwe poëzie, Ilja Leonard Pfeijffer, uitgeverij De Arbeiderspers, 2015.
Goed verwoord en helemaal mee eens, Reine! Iets om door te geven aan onze lezers.
Maar ik ben dan ook een poëzieliefhebber die heel graag leest vanuit de buik!
Fijn, Renild! Aan je Facebook-berichten merkte ik zo nu en dan al dat je een echte poëzielezer bent. Leuk dat je er ook anderen warm voor maakt!
Ik heb zeker niets tegen poëzie (integendeel!), maar wel tegen poëzie analyseren. Ik denk dat dat veel lezers afschrikt…
Onlangs las ik een bundel van Joost Zwagerman en ik was erg onder de indruk! ‘Idyllen’ wil ook graag eens proberen.
@Literasa: de manier waarop poëzie op school vaak ‘geanalyseerd’ werd of wordt, werkt inderdaad heel demotiverend. Ik herinner me dat ik de lessen over gedichten in het secundair onderwijs maar niets vond, terwijl ik buiten de schooluren poëzie verslond …